donderdag 3 november 2011

"Het"

De Volkskrant maakt zich zorgen om het verdwijnen van het woordje "het".

De woord het heeft het moeilijk

Dit naar aanleiding van onderzoek waaruit blijkt dat kinderen het lidwoord "het" pas laat goed gebruiken: op hun 7de zeggen zij nog weleens "de" in plaats van "het". Nou is dit zo gek nog niet: 2/3 van de Nederlandse zelfstandige naamwoorden zijn de-woorden. Anderzijds is dit al een poosje het geval: sinds het mannelijke en het vrouwelijke woordgeslacht opgingen in één de-genus (taalkundigen noemen dit "commmuun geslacht") zijn deze woorden veruit in de meerderheid. Dit proces van éénwording is in Noordnederland al sinds de middeleeuwen aan de gang. Schrijftaal en onderwijs hebben enigszins conserverend gewerkt, maar het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke woorden is voor de meeste standaardtaalsprekers kunstmatig en bewust aangeleerd.

Wat echter niet is gebeurd is dat het-woorden massaal zijn overgestoken naar de. Dus het verschil tussen "de" en "het" is vooralsnog springlevend. Jij die dit leest bent waarschijnlijk moedertaalspreker, en jij hebt het gewoon verworven - de 1/3-minderheid ten spijt. En dan zonder urenlang oefenen op school, maar thuis met de spreekwoordelijke paplepel in de mond. Bedenk ook dat veel het-woorden extreem vaak voorkomen. Neem een grotere hoeveelheid tekst (geschreven of gesproken), je zult er ongeveer evenveel de- als het-woorden aantreffen. En een kind hoort er extra veel: 'baby talk' blinkt uit in verkleinwoorden, en die zijn stuk voor stuk onzijdig.

En hoe zit het met straattaal en "die meisje"? Dit kan op termijn misschien problemen opleveren, maar zolang Nederlandse ouders "het boek" en "het hondje" blijven zeggen, zullen ook hun kinderen dit leren. De later opgepikte straattaal komt als nieuwe variëteit erbij. Jongeren zijn dan op een zekere manier tweetalig, of, met een duur woord: bi-dialectaal.

Nog twijfels? Kijk dan waar "het" (in een andere functie) nog allemaal opduikt.

"Ik weet het niet."
"Heb je 't al gehoord?"
"Het is op."
"Ja, 't is lekker, maar of 't nou zo gezond is..."
"Het ziet er super uit."
"Kom, we kopen het gewoon."
"Zeg het nou!"

Ik zou me voorlopig dus maar niet teveel zorgen maken. Ook niet als iemand om "de zout" vraagt. Taal kan best veel hebben zonder dat het verzwakt.

PS: De "het" in de zin hierboven is nieuw. Vroeger zei je hier "hij" of "zij" - "taal" is immers een de-woord. Zo zie je dat "het" zijn domein ook uitbreidt. Ik heb er, ahum, een proefschrift over geschreven.

Geen opmerkingen: